Snelle levering en persoonlijke service ︱ Niet goed? Geld terug! ︱ Gratis retourneren.
Ga naar verlanglijst Verlanglijst

Winkelwagen

Je winkelwagen is momenteel leeg

Bestaat er een ideale leeftijd voor het leren van een taal?

  • Geplaatst op
  • Door Ghislaine Frison en Kirstin Plante
  • 0
Bestaat er een ideale leeftijd voor het leren van een taal?

Is er eigenlijk een ideale leeftijd om een taal te leren? En is er een leeftijdsgrens? Veel mensen vragen zich af of ze als volwassene nog wel in staat zijn om een taal vloeiend te leren spreken. Bij een jong kind lijkt het zo gemakkelijk en vanzelfsprekend te gaan, en wanneer je ouder bent lijk je er veel meer moeite voor te moeten doen. Eigenlijk begint dat al op de middelbare school, waar je Duits en Frans schijnbaar alleen onder de knie krijgt door hard te leren en veel te oefenen. Hoe kan dit? Is het eigenlijk wel waar dat je zo hard moet studeren als je op latere leeftijd een taal wilt leren? En kun je als tiener of volwassene toch nog een taal vloeiend leren spreken? Net zo vloeiend als iemand die van kinds af aan de taal heeft geleerd? In dit blog gaan we dat uitzoeken.

Kritieke periode

Je hebt vast wel eens gehoord dat je na je twaalfde eigenlijk geen taal meer echt goed kunt leren. Dat is een bakerpraatje, maar waar komt dat idee vandaan? Volgens diverse taalkundigen is er een zogenaamde ‘kritieke periode’ (ook wel ‘kritische periode’ genoemd) voor het leren van taal. Deze periode begint volgens sommigen rond het tweede levensjaar en eindigt rond de puberteit. Volgens andere onderzoekers begint de kritieke periode meteen na de geboorte en eindigt hij rond het 6e levensjaar. Op dat moment zouden er biologische veranderingen plaatsvinden in de hersenen die ervoor zorgen dat we minder gevoelig zijn voor taalinput (dat is: taal die je hoort of leest). Het zou dan steeds moelijker worden een taal aan te leren en na de puberteit zou een hoog niveau niet meer haalbaar zijn.

 

Deze theorie wordt veelal gebaseerd op voorbeelden uit het dierenrijk. Jonge zangvogels die in hun eentje opgroeien zingen minder mooi dan degenen die met soortgenoten leven. Ook als ze op latere leeftijd wel met soortgenoten in contact komen, blijft hun gezang eenvoudiger en hun repertoire kleiner. Jonge poesjes die de eerste weken in het donker leven, kunnen naderhand minder goed zien terwijl er niks mis is met hun oogjes. Maar ook een schrijnend voorbeeld uit de mensenwereld wordt vaak aangehaald: Het Amerikaanse meisje Genie werd tot haar twaalfde verwaarloosd en er werd niet met haar gesproken. Toen ze vervolgens werd bevrijd ging het leren van taal haar heel moeizaam af. Ze zou nooit meer op een moedertaalniveau kunnen komen.

 

Latere onderzoeken tonen aan hoe dat komt. Bij het leren van je moedertaal op jonge leeftijd gebruik je vooral het deel van je brein dat (onbewust) patronen herkent. Je rechterhersenhelft speelt daar een belangrijke rol in. Maar wanneer je op een latere leeftijd een taal leert - in de meeste gevallen dus een tweede taal - dan doe je voornamelijk een beroep op de linkerhersenhelft in plaats van de rechter. Dat ligt niet zozeer aan de ontwikkeling van je hersenen, maar vooral aan het enorme verschil tussen de manier waarop je als baby en jong kind je moedertaal leert, en de manier waarop je op school of in een talencursus een tweede taal moet leren. Een kind hoort de hele dag zijn moedertaal om zich heen. Mensen babbelen er lustig op los tegen een baby, en zijn brein zoekt automatisch de patronen in die klankstroom. Daar is ons brein nu eenmaal op gebouwd.

 

Op school moet je een taal ineens leren door regels te leren, woordjes en werkwoordvervoegingen in je hoofd te stampen en invuloefeningen te maken. Deze aanpak doet een groot beroep op je linkerhersenhelft en het ‘denk’-gedeelte van je brein. Terwijl taal eigenlijk -simpel gezegd-  in het ‘doe’-gedeelte van je brein hoort te zitten. De manier waarop wij talen leren op school en op cursussen met tekstboek en werkboek, sluit dus niet aan bij de natuurlijke manier waarop ons brein taal verwerft. Nogal logisch dat het leren van een tweede taal dan moeizaam ploeteren en stampen wordt.

 

Maar wil dat ook zeggen dat je dus nooit meer een taal op moedertaalniveau kunt leren spreken? In het geval van Genie speelden natuurlijk ook andere factoren een rol. Zij had immers de eerste twaalf jaar van haar leven totaal niets geleerd en ze was zeer getraumatiseerd. Wanneer er daadwerkelijk een kritieke periode zou zijn, dan zou geen enkele volwassene in staat zijn een taal vloeiend te leren spreken. Gelukkig wijst de praktijk anders uit. Denk maar eens aan Ayaan Hirsi Ali, die op latere leeftijd naar Nederland kwam en alsnog vloeiend en accentloos Nederlands spreekt, of de polyglot Luis Miguel Berscia.

 

 

Waarom jonge kinderen (zogenaamd) sneller leren

 

Om te begrijpen waarom een tiener of volwassene meer moeite moet doen om een taal te leren, kijken we eerst hoe het komt dat kinderen alles zo snel opnemen. Er zijn namelijk een aantal logische oorzaken. We zetten er drie uiteen:

 

  1. Jonge kinderen hebben een kleinere belevingswereld

Als je klein bent is je wereld ook klein. Je hoeft nergens over na te denken, er wordt voor je gezorgd. Logisch dat je dan nieuwe informatie snel opneemt. Als je ouder wordt, wordt je wereld groter. Je hebt steeds meer aan je hoofd: Huiswerk, liefdes, uiterlijkheden. En nog later: Je baan, je partner, hypotheek, kinderen, noem maar op. Hoe voller je hoofd, hoe minder ruimte en tijd er over is om iets nieuws te leren.

 

  1. Tegen kinderen gebruik je minder complexe taal

Wanneer je tegen een jong kind praat, pas je je taalgebruik automatisch aan. Je gebruikt eenvoudigere termen, praat duidelijk en langzaam en herhaalt veel. Ook praat je tegen een klein kind vooral over dingen die je op dat moment kunt zien, horen, ruiken, voelen of proeven. Hierdoor is het voor een kind heel goed te volgen wat je zegt en wat je bedoelt.

Een volwassene wordt geacht meer te begrijpen en dus praat je sneller, gebruik je moeilijkere woorden en langere zinnen. Je legt ook niet zo snel iets uit en herhaalt veel minder. Een volwassene moet dus al veel meer taal beheersen dan een kind, om in een normaal gesprek te kunnen begrijpen wat er tegen hem wordt gezegd.

 

Jonge kinderen leren gemakkelijker een taal

 

  1. Kinderen leren spelenderwijs

Jonge kinderen leren op de automatische piloot. Ze leren niet uit boekjes, hoeven geen woorden te stampen en regels over zinsopbouw aan te leren. Ze spelen en ontdekken. Op een natuurlijke manier leren ze een taal te verstaan, en vervolgens te spreken. Ze leren door het kijken en luisteren naar volwassenen en andere kinderen en maken zich totaal niet druk om uitspraak en grammatica. Een tiener of volwassene is al veel banger om fouten te maken, en wil dus precies weten hoe een zin moet klinken en in welke volgorde hij of zij de woorden moet uitspreken. En op school of in reguliere taalcursussen leert een tiener of volwassene bovendien niet op een natuurlijke, maar op een meer geforceerde, intellectuele manier.

 

 

Hoe kun je als volwassene ook spelenderwijs een taal leren?

Er zijn gelukkig ook wel lesmethodes die dicht in de buurt komen van de natuurlijke manier waarop jonge kinderen een taal leren. Een bekende methode is TPRS, waarbij je met verhalen en veel interactie zonder moeite een nieuwe taal verwerft. Ook methodes als Total Physical Response en Storylistening benaderen de natuurlijke manier van taalleren en maken het daardoor voor volwassenen mogelijk om zonder moeite en met veel plezier een taal te leren. 

 

 

Voordelen van het leren van een taal op latere leeftijd

Voordat je echter al je goede taalvoornemens overboord gooit; er zitten ook voordelen aan het leren van een taal op latere leeftijd. Als volwassene heb je al een enorme woordenschat opgebouwd in je eigen taal, plus een uitgebreide kennis van de wereld. Van heel veel woorden hoef je dus niet meer te leren wat de betekenis allemaal inhoudt. Neem een woord als ‘verzekeringspolis’. Je weet wat het is, wat er ongeveer in staat, hoe een polis eruitziet en waar hij voor dient.  In je nieuwe taal hoef je dus alleen maar de vertaling te onthouden, en niet de hele uitleg van wat een verzekeringspolis nu precies is.

 

Ook is een volwassen brein in staat sneller overeenkomsten te zien en kunnen volwassenen beter abstract denken. Daardoor kan een volwassene steun hebben aan taalregels, waarmee ze de kenmerken van de nieuwe taal beter herkent en zelf zinnen kan maken door even bewust te ‘puzzelen’ met de taal. 

 

Als volwassene is je geheugen ook verder ontwikkeld, waardoor je woorden beter onthoudt. Je hebt als het ware meer ‘kapstokjes’ in je hoofd waaraan je nieuwe woorden en uitdrukkingen kunt koppelen.

 

Daarnaast kun je er als tiener of volwassene zelf voor kiezen om een manier te vinden om meer met de taal in aanraking te komen. Een vakantiebaantje in het buitenland, schooluitwisselingsprogramma’s, buitenlandse vrienden, chatrooms of taalclubjes, of een wat langere vakantie tussen de locals in het land van je taalkeuze.

 

 

Age of Onset in taalverwerving

De leeftijd waarop iemand voor het eerst met een tweede taal in aanraking komt wordt in het vakgebied Age of Onset genoemd. Er zijn kinderen die vanaf hun geboorte al twee talen horen en deze vervolgens ook beide vloeiend leren spreken. Maar is het zo dat je de taal minder snel vloeiend leert spreken als je er pas later mee in aanraking komt? Hier zijn veel onderzoeken naar gedaan en het lijkt erop dat qua woordenschat een latere age of onset juist beter is! Hoe ouder het kind, hoe meer woorden het al kent, waarbij nieuwe woorden weer kunnen ‘aanhaken’. Daardoor begrijpt een ouder kind nieuwe woorden sneller. Een kind van vijf jaar die pas een jaar met een nieuwe taal wordt geconfronteerd kan net zo’n woordenschat hebben als een leeftijdgenoot die al vanaf zijn tweede kennismaakte met diezelfde taal. Wat de grammatica betreft zijn de meningen wat meer verdeeld en kan niet gezegd worden dat een bepaalde leeftijd voordeel heeft.

 

In ons eigen land zijn er natuurlijk ook kinderen die wel hier geboren zijn, maar pas op latere leeftijd met het Nederlands in aanraking komen. Dit overkomt kinderen van immigranten die thuis hun moedertaal spreken, maar ook Friese kinderen die vanaf hun geboorte Fries horen, maar niet altijd meteen Nederlands. De Rijksuniversiteit Groningen heeft een onderzoek gedaan onder een groep Friese kinderen in de leeftijd van vijf en zes jaar. Een aantal van hen heeft vanaf de geboorte al Nederlands gehoord, sommigen vanaf de peuterleeftijd en een deel pas vanaf de basisschoolleeftijd. Er is zowel gekeken naar de invloed van deze Age of Onset op de woordenschat en de grammatica. Ook hier bleek dat een latere Age of Onset zorgde voor een grotere woordenschat. Op de grammatica was er wederom geen voordeel te bespeuren bij de diverse groepen.

 

‘Hoe eerder hoe beter’ is dus een wankele uitspraak voor het leren van een taal. Wat de woordenschat betreft zou je eigenlijk kunnen zeggen: ‘Hoe later, hoe beter’.

 

Het enige waarin jongeren de ouderen overtreffen is accentloos praten. Doordat ze nog niet zoveel accent hebben aangeleerd, zijn ze veel flexibeler met uitspraken. Maar ach, is dat zo erg? Als je de taal verder goed spreekt kan een licht accent van je moedertaal ook heel charmant zijn.

 

 

Hoe kun je het leren van een taal gemakkelijker maken?

Oké, het is dus mogelijk om als volwassene vloeiend andere talen te leren beheersen. Maar hoe pak je dat aan? Misschien ben je al een poosje met een taalcursus Spaans bezig en wil het nog niet vlotten, of lijken die lessen Frans totaal geen vooruitgang te brengen in jouw uitspraak. Of nog erger: je bent op vakantie in Duitsland tot de conclusie gekomen dat je - ondanks al die uren zweten boven je Duitse studieboeken - alsnog met je mond vol tanden stond!

 

Een taal leren kost tijd. Dat is een vaststaand feit en je zult er dus wat geduld voor moeten hebben. Ook is er een duidelijk verschil in moeilijkheid tussen talen die dicht bij je moedertaal liggen (zoals bij ons bijv. Frans en Duits) en talen die een totaal andere opzet hebben (denk aan Arabisch of Russisch). Een overzicht van deze taalgroepen en het verschil in tijd om ze te leren vind je in ons vorige artikel.

 

Maar wat verder een grote rol speelt, zijn je omstandigheden. Om dit te illustreren nemen we een fictief persoon als voorbeeld: Mary. Zij symboliseert de ideale tweede-taalleerder. Mary heeft een moedertaalniveau bereikt in de taal van haar keuze, Nederlands.

 

Een taal leren door onderdompeling

 

Mary komt uit Groot-Brittannië en heeft als kind naast Engels ook Spaans geleerd, omdat haar moeder Spaanse is. Mary is op haar 26e naar Nederland verhuisd en getrouwd met een Nederlandse man. Ze werkt als docente Engels op een school in Nederland en heeft nagenoeg alleen maar Nederlandse collega’s. Ze gaat sporten met haar Nederlandse schoonzus en ontmoet veel van de Nederlandse vrienden van haar man. Mary spreekt haar moedertaal wanneer ze iedere week belt met haar zus en op haar werk met de leerlingen. Ook heeft ze nog een Engelse vriendin hier in Nederland. Ze belt haar moeder ook regelmatig en spreekt dan meestal Spaans met haar. Een keer per jaar gaat Mary naar haar oma in Spanje en vijzelt daar haar Spaans verder op. Mary hoort en spreekt dus zeer regelmatig Engels, Spaans en Nederlands, waardoor ze alle drie de talen vloeiend beheerst.

 

 

Succesfactoren bij het leren van een taal

Het vloeiend leren spreken hangt dus sterk samen met hoeveel je jouw nieuwe taal hoort, leest en spreekt:

 

  • Hoor en lees je je nieuwe taal veel? Dit gaat gemakkelijker wanneer je in het land van je nieuwe taal woont, maar ook in Nederland kun je daar voor zorgen. Zoek naar talenlessen waarbij gebruik gemaakt wordt van TPRS, bijvoorbeeld bij Talenmeester, dan weet je zeker dat je vrijwel 100% van de les jouw nieuwe taal hoort.

  • Voer je veel gesprekken met mensen in jouw nieuwe taal? Ook dit gaat vanzelf als je in het land van je nieuwe taal woont. In Nederland zul je meer moeite moeten doen om in contact te komen met mensen die de taal spreken, maar ook dat is te doen. Zoek naar verenigingen van mensen uit het land waar jouw taal wordt gesproken, en doe mee aan activiteiten. Spreek af met medecursisten of zoek een talenmentor op https://www.italki.com/home of http://www.myngle.com/.

                                                                     

Ook scheelt het veel of je erg gemotiveerd bent. Als je de taal nodig hebt omdat je dan die mooie promotie kunt maken, of omdat je in het land van je taal gaat wonen, dan heb je een goede stok achter de deur en zul je meer inzet tonen. En als je het gewoon leuk vindt om talen te leren dan bof je, want plezier in het gebruiken van de taal is de beste motivatie!

 

Daarnaast speelt je achtergrond een rol.  Je zag dat Mary - naast Engels - ook Spaans beheerst. Ze heeft dus al ervaring met andere talen. Daardoor is ze er al vertrouwd mee dat er verschillen zijn in de opbouw van zinnen. Ook heeft Mary een opleiding gevolgd, en is ze dus gewend om te leren.

 

Dat Mary sport heeft ook invloed. Door een gezonde levensstijl ben je tot meer in staat en sta je ook meer open om nieuwe dingen te leren. Een ongezonde levensstijl is dus niet alleen slecht voor je lichaam, maar zeker ook voor je geest.  

 

Al met al waren de omstandigheden van Mary ideaal om vloeiend Nederlands te leren. En als je deels in zulke omstandigheden verkeert en je bent gemotiveerd, maak je een goede kans om een andere taal vloeiend te leren spreken.

 

 

Hoe belangrijk is grammatica?

 

Grammatica. Sommigen vinden het maar een vies woord. J In ieder geval is het voor velen het minst leuke om te leren. Maar hoe belangrijk is het om alle grammaticaregels te kennen?

 

Als jong kind begin je niet met het leren van de regels. Je hoort je moedertaal de hele dag om je heen, en in de loop van de tijd leert je brein vanzelf in welke volgorde je de woorden in een zin plaatst. Je weet dus, zonder dat je ook maar één grammaticaregel hebt hoeven te bestuderen, precies hoe je een zin opbouwt. Je weet welke woordcombinaties goed klinken en welke niet. In je moedertaal hoef je dus niet altijd de grammaticaregels te kunnen opnoemen om de taal goed te kunnen spreken. Intuïtief weet je waarom je iets zo zegt of schrijft.

 

Bij een vreemde taal is dat anders, omdat iedere taal zijn eigen systeem heeft. Er zijn verschillen in zinsopbouw en je kennis van je moedertaal is dan niet meer toereikend. Maar stel dat je die vreemde taal ook op een natuurlijke manier kunt aanleren; is de grammatica dan ook minder belangrijk? Het antwoord is ja. Als je op natuurlijke wijze een vreemde taal leert, dan weet je op een bepaald moment vanzelf hoe je iets uitspreekt en in welke volgorde. Zonder logica, zonder grammatica; je wéét het gewoon omdat het ‘goed klinkt’. De enige manier waarop je dit kunt leren is door je in de taal onder te dompelen. Dat hoeft niet per se in het buitenland te zijn. Taallessen via de eerder genoemde lesmethodes geven hetzelfde effect, en regelmatig contact met mensen die jouw nieuwe taal spreken is daar een goede aanvulling op.

 

 

Als je veel contact hebt met mensen in jouw nieuwe taal, dan hoor je hoe zij de zinnen uitspreken. Een vakantiebaan in het land van je keuze doet wonderen. Maar heb je die mogelijkheid niet: lees boeken in de taal die je leert, luister naar luisterboeken en podcasts, kijk naar tv-series in jouw taal, en je bereikt hetzelfde. Je brein is erop gemaakt om zelf het taalsysteem op te kunnen bouwen. Het enige wat je brein daarvoor nodig heeft is veel, héél veel taal horen en lezen. Dan weet je brein op den duur de structuur van de zinnen en zo weet jij uiteindelijk intuïtief hoe het ‘hoort’.

 

Dus lees en luister! We kunnen het niet genoeg onderstrepen!

 

 

Impliciete en expliciete taalkennis

Kennis, dus ook talenkennis, kun je verdelen in twee groepen:

1. Impliciete kennis. Dit is kennis waarvan je je niet bewust bent. Je zou dit “intuïtieve” kennis kunnen noemen.

2. Expliciete kennis. Dit is kennis die je bewust geleerd hebt.

 

Bij impliciete taalkennis ben je als spreker in principe niet op de hoogte van de regels van de taal, maar je past ze wel op de juiste manier toe, gewoon omdat je weet hoe het moet klinken. Je weet dat ‘hij hond speelt’ niet goed klinkt. Kun je precies uitleggen waarom? Waarschijnlijk niet, tenzij jij een talenstudie hebt gevolgd of heel goed hebt opgelet bij het vak Nederlands. Het klinkt gewoon fout. Dat is nou impliciete kennis, het onbewuste taalsysteem in je brein, dat je brein zelf, zonder dat jij je ervan bewust was, heeft opgebouwd. Je kunt dit ook ‘taalgevoel’ noemen. Je voelt als het ware of iets goed is of niet, zonder dat je het bewust weet.

 

Bij expliciete kennis ken je juist de regels goed, omdat je die van de juf of meester hebt moeten leren. Maar je kunt ze niet zo gemakkelijk toepassen omdat je steeds bewust moet nadenken over de regels. Als je iets wilt zeggen in een andere taal en daarbij steeds over regels moet nadenken, dan ga je hortend en stotend praten. Ook zijn grammaticaregels die je leert nooit helemaal sluitend. Taal is zo’n complex systeem, dat regels nooit alles kunnen verklaren.

 

Belangrijk voor jou om te weten is: expliciete kennis gaat niet zomaar over in impliciete kennis. Dat betekent: als jij grammaticaregels leert, komen die in als expliciete kennis in je brein. Die kennis zit in een ander systeem dan het automatische, impliciete, ‘intuïtieve’ taalgevoel dat je nodig hebt om vloeiend te kunnen spreken. En er is geen directe verbinding tussen die twee systemen, dus de expliciete kennis wordt nooit uit zichzelf een impliciet taalgevoel.

 

Om te testen hoe het gesteld is met jouw grammaticale intuïtie, kun je de volgende Engelse zinnen beoordelen op juist of onjuist. Het gaat erom of de volgorde klopt:

 

1. I saw him last night at the gym.

2. Every saturday the girls go to the mall.

3. We always laugh together.

4. He takes a shower every day.

5. Now it is raining.

6. I eat chocolate sometimes.

7. Cats usually don’t sleep at night.

juist/onjuist

juist/onjuist

juist/onjuist

juist/onjuist

juist/onjuist

juist/onjuist

juist/onjuist

 

Waarschijnlijk heb je de Engelse grammatica op school geleerd. Maar dat is misschien even geleden en als je de taal niet regelmatig gebruikt in praktijksituaties, zul je regelmatig twijfelen en fouten maken. Je kennis is expliciet, en regels vergeet je snel weer.

Voor degenen die wel regelmatig Engels horen, lezen en spreken, zullen de foutieve zinnen er eerder uitspringen. Zij hebben namelijk impliciete kennis opgebouwd. Ze weten zonder het te kunnen verklaren waarom een zin juist is of niet.

 

Als je nu heel nieuwsgierig bent geworden hoe jij het eraf hebt gebracht, hier de antwoorden met uitleg:

  1. Onjuist: Bij een vermelding van tijd en plaats achteraan een zin komt in het Engels eerst de plaats en dan de tijd. Juist was hier: I saw him at the gym last night.
  2. Juist: Om het moment te benadrukken kun je in het Engels de tijd ook vooraan een zin zetten. Een andere mogelijkheid was hier: The girls go to the mall every saturday.
  3. Juist: In het Engels zet je bijwoorden van tijd voor het hoofdwerkwoord. Er is een uitzondering; bij het werkwoord ‘to be’ komt het er juist achter. We are always together.
  4. Het tijdsmoment komt achteraan in de zin.
  5. Zie 2. Ook mogelijk: It is raining now.
  6. Gevoelsmatig klinkt deze zin voor een Nederlander wat vreemd. Het is voor ons raar om een moment achteraan de zin te zetten. Wij zetten het vooraan of midden in de zin: Soms eet ik chocola; Ik eet soms chocola. In het Engels dus achteraan of juist vooraan om de tijdsaanduiding te benadrukken.  Sometimes I eat chocolate kun je zeggen als je aan wilt geven dat je echt maar heel af en toe chocola eetJ.
  7. Bij een ontkenning komt het bijwoord van tijd wel voor het hoofdwerkwoord (sleep) , maar na het hulpwerkwoord (do not). Juist is hier dus: Cats do not usually sleep at night.

 

Deze andere volgorde in zinnen is verwarrend en lastig wanneer je vooral gewend bent aan je eigen moedertaal. Je kennis daarvan is zo impliciet, zó intuïtief, dat je geneigd bent hetzelfde toe te passen in een andere taal, ondanks dat je de regels van die andere taal hebt geleerd. Impliciete kennis (taalgevoel, intuïtief weten hoe het moet klinken) is dus sterker dan expliciete kennis. Vandaar dat juist het onderdompelen in de nieuwe taal ervoor zorgt dat je kennis beter blijft ‘hangen’, omdat je daarbij niet je expliciete kennis ontwikkelt, maar taalgevoel opbouwt, en een echt impliciet taalsysteem ontwikkelt.

 

 

Grammaticakennis werkt het spreken juist tegen!

Ik vind het zelf heel prettig te weten dat ik niet alle regeltjes hoef te kennen. Het heeft me veel rust gegeven nu ik een nieuwe taal (Russisch) aan het leren ben, en ook nog steeds wanneer ik Spaans spreek. Vroeger, toen ik Spaans aan het leren was en heel veel grammatica had geleerd, hakkelde ik me moeizaam door ieder gesprek heen, omdat ik steeds dacht: “Oh nee, dat moet een subjuntivo zijn, oh nee dat is die andere verleden tijd, oh nee, eh, eh, hoe zat het ook alweer?” Het toepassen van (bewuste) grammaticaregels is gewoon niet te doen als je een beetje normaal wilt kunnen praten. Wanneer je een gesprek voert, bijvoorbeeld, duurt het nadenken over ‘hoe het moet’ veel te lang, wat voor je gesprekspartner niet echt prettig is:

 

 

In een gesprek komt het aan op snelheid: iemand zegt iets tegen je en je wilt daar meteen op reageren. Wacht je te lang met je reactie, doordat je aan het denken bent over hoe je de zin zult formuleren, dan gaat het mis. Stel, je bent op je werk en je maakt een praatje met een collega. Hij maakt een geintje en je wil er leuk op inhaken. Dan is het niet handig als je eerst moet nadenken (…Uh…moet dat zelfstandig naamwoord nu voor of achter het werkwoord..?) Tegen de tijd dat je eruit bent zit hij alweer achter zijn bureau verdiept in iets anders!

 

 

Kun je grammatica dan op een natuurlijke manier leren?

Dat het natuurlijk aanleren van grammaticale regels voor volwassenen mogelijk is, bewees Sonja van Boxtel, promovendus aan de Radboud universiteit in Nijmegen. Zij deed in haar onderzoek naar de kritieke periode een test met 43 proefpersonen. Voor deze test selecteerde Sonja mensen die na hun twaalfde naar Nederland zijn gekomen en toch zeer goed Nederlands spreken: 15 Duitsers, 15 Fransen en 13 Turken. Duits lijkt in zijn grammatica erg op Nederlands, Frans wat minder en Turks is helemaal niet verwant. Ze koos een onderdeel uit de Nederlandse grammatica waarover weinig theorie bestaat, zodat er ook geen bekende regel toegepast kon worden. Eerst nam ze de test af bij een groep moedertaalsprekers zodat ze een ijkpunt had. Uiteindelijk konden drie Duitse, vier Franse en een Turkse persoon op geen enkele manier onderscheiden worden van de moedertaalsprekers. Er waren zelfs een paar moedertaalsprekers die minder goed scoorden dan deze late leerders.

Dit bewijst dat het zeker mogelijk is om grammaticale constructies na je puberteit op een spontane manier te leren beheersen. 

 

Onderzoeken van Stephen Krashen en Kyung-Sook Cho toonden aan dat het lezen van romans, en bij voorkeur zelfs series romans, leidt tot een betere onbewuste beheersing van de grammatica. De mensen die aan dit onderzoek meededen waren Koreaanse vrouwen die Engels leerden. Ze kregen geen grammaticaregels te leren, maar hoefden alleen maar boekjes te lezen. Er was een duidelijk verband tussen de hoeveelheid boekjes die ze lazen en hun beheersing van correct Engels. Hieruit blijkt ook weer dat het wel degelijk mogelijk is om grammatica ‘onbewust’ te leren.

 

 

Waarom zou je op volwassen leeftijd nog een taal gaan leren?

Ieder land heeft internationale belangen. Om die goed te onderhouden zijn er mensen nodig die hun talen beheersen. Tegenwoordig is dit nog veel belangrijker dan vroeger. Er zijn digitaal geen afstanden meer en ook qua vervoer sta je in no time aan de andere kant van de wereld. Ambtelijke functies gaan vaker over grenzen heen en samenwerkingen tussen diverse landen worden voornamer. Economisch verkeer wordt steeds dynamischer en bedrijven vestigen zich continu over grenzen heen.

 

Wanneer je meerdere talen beheerst, zijn je kansen op de arbeidsmarkt enorm. Je doet jezelf dus een groot plezier tijd te stoppen in het leren van een taal; je breidt daarmee immers je carrièremogelijkheden uit. Een leuke vrijetijdsbesteding bovendien! En wie weet vind jouw werkgever het erg prettig dat je een bepaalde taal gaat leren. Je kunt dan in aanmerking komen voor een taalstudie die gefinancierd wordt door het bedrijf. De moeite waard om dat eens na te vragen.

 

 

Waarom zou je als 65-plusser een taal leren?

Piet van 68 kijkt me aan alsof ik gek ben. Op mijn leeftijd nog een taal leren? Oké Piet, voor je carrière hoef je het niet meer te doen. Maar voor je sociale contacten misschien wel… Als je gestopt bent met werken wordt je wereld kleiner. Misschien hou je van reizen en heb je daar nu eindelijk de tijd voor. Het vergroot je wereld weer enigszins, je ontmoet nieuwe mensen, nieuwe culturen. Je kunt een favoriet land ontdekken en daar nieuwe vrienden maken. Dan is het best leuk als je met ze kunt communiceren in hun eigen taal. Maar ook als je niet zo reislustig bent dan heeft het leren van een taal als je ouder bent diverse voordelen.

 

Dus waarom zou je als 65-plusser een taal gaan leren?

 

... OMDAT je brein, juist doordat je hem wat meer gaat prikkelen, weer beter zijn best gaat doen. Je zult merken dat – hoe gestaag ook – je opnamecapaciteit zich vergroot en je geheugen wat verbetert. Het werkt eigenlijk net zo als met lichamelijke beweging. Een kort wandelingetje is prima, maar regelmatig een lange wandeling of flinke fietstocht zorgt voor een veel betere conditie. Door je hersenen te stimuleren iets nieuws aan te leren, train je ze dus. En hoe groot is de voldoening als je resultaat boekt! Er zijn meerdere onderzoeken naar gedaan en de conclusie is dat het leren van een taal de verschijnselen van dementie kan helpen vertragen. Een grootschalig onderzoek, uitgevoerd door de Universiteit van Edinburgh onder 648 Alzheimerpatiënten, suggereert dat bij degenen die meerdere talen spreken het ouderdomsproces gemiddeld vier en een half jaar later op gang komt dan bij degenen die slechts één taal beheersen.

 

... OMDAT je weer nieuwe mensen leert kennen. Wanneer je als oudere ook nog eens alleenstaand bent kan eenzaamheid namelijk gemakkelijk toeslaan. (Er zijn tegenwoordig steeds meer taalcursussen die met leeftijdsgroepen werken. Dat is niet alleen fijn voor ouderen zoals Piet, maar kan ook voor dertigers en veertigers prettig zijn. Je voelt je niet ongemakkelijk tussen allerlei jonge studenten (Ojee, ik ben de oudste hier!) en de onderwerpen die behandeld worden sluiten meer aan bij jouw leeftijd en interesses. Hierdoor raak je meer gefocust en gemotiveerder. Kijk of er in jouw omgeving plaatsen zijn waar dit soort cursussen worden gegeven.)

 

... OMDAT je lichaam, door iets nieuws te leren, positieve stofjes aanmaakt en je daardoor nieuwe energie krijgt. 

 

Kortom, je bent nooit te oud om te leren!

 

 

Welk taalniveau wil je bereiken?

Het bereiken van een moedertaalniveau op volwassen leeftijd is dus mogelijk. Maar het is ook zeker geen appeltje-eitje. De testpersonen uit voorgaand voorbeeld, die een moedertaalniveau hadden bereikt, spraken dagelijks Nederlands, hadden Nederlandse vrienden, waren hoog opgeleid en hadden allemaal een speciale taalachtergrond (bijv. het studeren van hun moedertaal). Ze woonden al minstens negen jaar in Nederland en waren tussen hun 12e en 35e levensjaar naar Nederland gekomen.

 

Iemand die dit niveau wil bereiken moet dus veel en langdurig met de taal in aanraking komen. Maar is het wel jouw doel om te leren spreken als een moedertaalspreker? De meeste mensen hebben een iets bereikbaarder doel, dus als dat bij jou ook het geval is, kun je nu opgelucht ademhalen.

 

Toch geldt voor iedereen die een taal leert: probeer zoveel mogelijk jouw nieuwe taal te horen en te lezen. Wat jouw brein nodig heeft zijn grote hoeveelheden begrijpelijke taalinput (dat is dus de taal die je hoort of leest, op een niveau dat voor jou goed te begrijpen is).

 

Bestaat er een ideale leeftijd?

 

We concluderen dat er geen ideale leeftijd bestaat, maar dat het gemak waarmee je een taal leert afhangt van een heleboel factoren. Laat je dus niet weerhouden als jij het idee hebt opgevat een nieuwe taal te willen leren. Om met Luis Miguel Berscia te spreken, voor iedereen die we nog over de streep moeten trekken:

 

"De drie belangrijkste dingen zijn liefde, passie en discipline. Als je de taal echt mooi vindt, je het leuk vindt om te leren en je het kunt opbrengen om er echt voor te gaan, dan zul je de taal beheersen."

 

 

Reacties

  1. Kirstin Plante Kirstin Plante

    Beste npm Bierlaagh, wat een fijne succeservaring is dat, in een museum ineens zomaar iets kunnen lezen! En ja, naarmate we ouder worden vereist opslaan in het geheugen wel wat meer herhaling en wordt het bijhouden van de taal belangrijker. Daar staat wel meer levens- en taalervaring tegenover, wat het gemakkelijker kan maken om dingen (woorden) met elkaar in verband te brengen. Maar het belangrijkste is toch het plezier dat we beleven aan het leren van een nieuwe taal, de tijd die we ervoor nemen en beloningen in de vorm van zo'n leessucces in het museum. Dank je wel voor je reactie!

  2. npm Bierlaagh npm Bierlaagh

    ondanks de bemoedigende woorden van bovenstaand artikel kan ik me niet aan de indruk ontrekken dat mijn geheugen naarmate ik ouder wordt toch minder functioneert. Dus veel lezen en herhalen zet ik in als wapen tegen de vergetelheid. Toch zijn er ook lichtpuntjes :onlangs was ik in een museum in Sevilla en kon zowaar het bijschrift lezen onder een schilderij .Het beloningssysteem in mijn hersenen ging meteen aan de slag:ik voelde mij een poco orgulloso!

Laat een reactie achter
* Uw e-mailadres wordt niet gepubliceerd.
Wij slaan cookies op om onze website te verbeteren. Is dat akkoord? Ja Nee Meer over cookies »